Valpreventie ouderen

Het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen (EVV) heeft een nieuwe Vlaamse Richtlijn ‘Valpreventie bij thuiswonende ouderen’ uitgewerkt. De Richtlijn is op de eerste plaats bedoeld voor professionele hulpverleners (huisarts, thuisverpleegkundige…), maar bevat ook heel wat nuttige informatie voor de ouderen zelf en hun familie.
Ook in Nederland verscheen een nieuwe ‘Richtlijn preventie van valincidenten bij ouderen 2017’ met heel wat praktische adviezen.
Valincidenten gebeuren voornamelijk tijdens activiteiten van het dagelijkse leven. Uit cijfers blijkt dat een op de drie 65-plussers minstens eenmaal per jaar valt, waarvan 21 tot 45 procent herhaaldelijk. Onder bewoners van een woonzorgcentrum zijn die cijfers nog hoger: ongeveer 50 tot 70 procent valt minstens 1 keer per jaar. Bij ouderen met dementie loopt het percentage vallers op tot 66 procent.

Ernstige gevolgen vallen bij ouderen

Fysieke gevolgen

Een val heeft vaak fysieke gevolgen. De meest voorkomende kleine letsels zijn weefselbeschadiging (open huidwonde) (8-72 %) en verstuikingen (3–18 %). Meer ernstige ?letsels zijn hoofdtrauma (1-4 %) en breuken van ledematen, bekken of heup (2-16 %). Heupfracturen komen voor bij 2 tot 5 procent van de valpartijen.

Vroegtijdige dood

Valletsels op zich kunnen ook vroegtijdige dood tot gevolg hebben. Zo ligt het overlijdensrisico bij Belgische vrouwen en mannen respectievelijk vijf tot achtmaal hoger in de eerste drie maanden na een val met heupfractuur. De doodsoorzaak is dan het trauma, de fractuur, de heupoperatie of eventuele verwikkelingen. Ook in de jaren nadien blijft het risico groot omwille van de kwetsbaarheid (‘frailty’) van deze ouderen.

Psychosociale gevolgen

Op psychosociaal vlak kan een valincident aanleiding geven tot valangst (3-85 %), waardoor ouderen activiteiten vermijden (38 %), hun sociale interactie (17-26 %), zelfvertrouwen (40 %) en kwaliteit van leven afneemt.

Financiële gevolgen

Ook de financiële gevolgen zijn vaak niet te onderschatten. Doorgaans is na een valincident een spoedopname (30-57 %), een ziekenhuisopname (8-39 %) of een bezoek aan de huisarts (21 %) onvermijdelijk. In Nederland bedragen de globale gezondheidskosten ten gevolge van een valletsel bij 65-plussers € 7000 per persoon. In België worden de gezondheidskosten ten gevolge van een heupfractuur geschat op gemiddeld € 11 500 per persoon, terwijl in ons land jaarlijks ongeveer 15 000 heupfracturen worden geregistreerd.

Risicofactoren

Bij valincidenten spelen vaak meerdere valrisicofactoren een rol. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het risico op vallen sterk stijgt naarmate het aantal risicofactoren toeneemt.
Een efficiënte screening gevolgd door een multifactoriële evaluatie van valrisicofactoren, gekoppeld aan effectieve interventies kunnen het valrisico van 65-plussers aanzienlijk verminderen. Een goed multidisciplinaire overleg, alsook ouderen motiveren en nauwgezet opvolgen, zijn hierbij essentieel.

BEKIJK HIER TWEE VIDEO’S OVER RISICOFACTOREN

1. Stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang en/of mobiliteit

Deze factoren beïnvloeden de posturale controle die vereist is om eenvoudige en complexe bewegingen zoals rechtop staan, stappen … uit te voeren.

Wat kunt u doen?

In geval van stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang en/of mobiliteit wordt een oefenprogramma aangeraden. Zo’n oefenprogramma wordt het best door een professionele zorgverlener op maat voorgeschreven. De oefeningen kunnen zowel in groep als individueel (en eventueel thuis) worden uitgevoerd.

Om de therapietrouw te verhogen, is het belangrijk om duidelijk met de oudere te overleggen wat haalbaar is qua duur, intensiteit en frequentie.

Ook als er geen stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang en/of mobiliteit zijn, wordt aangeraden om ouderen te stimuleren om hun algemene fitheid op peil te houden. Bewegen blijft immers de beste manier om vallen te voorkomen.

Het Vlaams Instituut Gezond Leven beveelt, specifiek voor 65-plussers, aan om:

• Minstens 30 minuten aan matige intensiteit te bewegen, gespreid doorheen de dag, met minstens 10 minuten aaneensluitend bewegen. Ouderen die bijkomend wensen te sporten aan hoge intensiteit, doen dit best 3 keer 20 minuten per week. Een meer laagdrempelige aanbeveling betreft een stappennorm van 8000 stappen per dag.

• In kader van valpreventie wordt specifiek aanbevolen om minstens 2 maal per week specifieke activiteiten/oefeningen uit te voeren om de spieren en botten te versterken en het evenwicht te verbeteren.

Enkele voorbeelden van dergelijke oefeningen zijn:
–  het heffen en strekken van de benen,
– op de tenen staan,
– lichte sporten uitvoeren zoals wandelen, fietsen, zwemmen, turnen in groep, tai chi of dansen

• Te veel zittende activiteiten zoals zittende beeldschermactiviteiten (bv. televisie kijken, computeren), zitten bij gemotoriseerde verplaatsingen (bv. autogebruik), hebben een negatieve invloed op de gezondheid, ook voor wie daarnaast toch de beweegnorm haalt.
Bekijk ook: De Activiteitenpiramide

2. Cognitieve stoornissen?
Cognitieve stoornissen door onder andere dementie, delirium, depressie, hebben een verhoogd valrisico omdat de cognitieve toestand mee het gangpatroon en het evenwicht regelt. Het valrisico bij ouderen met dementie loopt bijvoorbeeld op tot 72 procent op jaarbasis, waarvan 39 procent herhaaldelijk valt.

Wat kunt u doen?
Een eventuele cognitieve stoornis (bv. dementie, depressie, delirium) dient goed in kaart gebracht en behandeld te worden. Echter niet voor alle cognitieve stoornissen is behandeling mogelijk (bijv. bij bepaalde vormen van dementie). De doeltreffendheid van valpreventiestrategieën voor ouderen met cognitieve stoornissen werd tot op heden echter onvoldoende aangetoond. De meeste andere risicofactoren bij deze ouderen komen overeen met die bij cognitief intacte ouderen. Daarom wordt aangeraden om bij ouderen met cognitieve stoornissen deze risicofactoren, waar mogelijk, op dezelfde manier aan te pakken

3. Verminderd zicht?
Verouderen gaat gepaard met diverse veranderingen in het zicht zoals gezichtsscherpte, en vooral een verminderd dieptezicht en het minder goed waarnemen van contrasten door het ontstaan van aandoeningen als cataract, glaucoom, diabetesretinopathie, maculaire degeneratie … Deze problemen hebben een negatief effect op de posturale controle, waardoor het valrisico verhoogt.

Wat kunt u doen?
• Laat uw ogen geregeld (minstens één keer per jaar) controleren.
• Draag een aangepast bril als u er een nodig hebt. Leen geen bril van iemand anders.
• Leg uw bril op een vaste plaats of gebruik een brilkoordje.
?• Aanpassing van brilglazen kan het valrisico gedurende korte tijd verhogen, door onvoldoende aanpassing aan de nieuwe gezichtsscherpte of door het stellen van risicogedrag omwille van beter zicht. Het is dus belangrijk de oudere hierover in te lichten.
• Ook het gebruik van multifocale brilglazen kan het valrisico bij sommige ouderen verhogen als ze die niet gewoon worden. ?
• In geval van cataract blijkt een ingreep van het eerste oog het valrisico te verminderen. Dit effect wordt echter niet verkregen na operatie van het tweede aangetaste oog.

4. Een te lage bloeddruk of een plotse daling van de bloeddruk bij het rechtkomen (orthostatische hypotensie) 
Ouderen die last hebben van duizeligheid of draaierigheid bij het rechtstaan uit bed, stoel of zetel of bij het bukken (orthostatische hypotensie), of bij wie de bloeddruk te veel daalt na het eten (postprandiale hypotensie), lopen een groter risico om te vallen.

Orthostatische hypotensie kan te wijten zijn aan stoornissen van hart- en bloedvaten, aandoeningen van de hersenen zoals de ziekte van Parkinson of het gebruik van sommige geneesmiddelen. De oorzaak is een kortdurende te lage bloeddruk die ontstaat omdat de bloeddruk zich niet snel genoeg aanpast. Daardoor krijgen de hersenen even wat te weinig zuurstof.

Wat kunt u doen?
• Bespreek vaak terugkomende duizeligheid met uw huisarts. Zeker wanneer u geneesmiddelen tegen depressie, voor het hart of voor een verhoogde bloeddruk moet innemen. Die kunnen een daling van de bloeddruk veroorzaken waardoor het risico om te vallen toeneemt.
Aan de hand van verder onderzoek kunnen andere hart- en vaataandoeningen die een invloed hebben op het valrisico (waaronder sinuscarotisovergevoeligheid, vasovagaal syndroom, bradyaritmieën en tachyaritmieën) opgespoord worden.

• Neem voldoende lichaamsbeweging en doe volgende oefeningen voordat u ?rechtstaat: met de enkels of de polsen draaien, de handen dichtknijpen …

• Ga eerst op de rand van het bed zitten vooraleer u opstaat. Laat de benen ?bengelen totdat u geen draaiingen meer voelt in het hoofd, adem eventueel een aantal keren diep in en uit. Plaats vervolgens beide voeten naast elkaar plat op de grond onder de knieën, steun met uw handen op uw knieën en sta langzaam recht.

• Draag steunkousen indien nodig.
• Sta langzaam op uit een zetel of van een stoel.
• Vermijd bruuske bewegingen, een (te) warme omgeving (bv. hete douche of bad) ?en langdurig platliggen.
• Pas op met medicatie: de werking van bepaalde geneesmiddelen, zoals ?antidepressiva, geneesmiddelen voor het hart of verhoogde bloeddruk, kunnen ?orthostatische hypotensie veroorzaken.
• Drink voldoende en regelmatig.
• Eet regelmatig kleine porties, nuttig geen overdadige maaltijd (om postprandiale ?hypotensie tegen te gaan).

5. Valangst?
Valangst is geassocieerd met een verhoogd valrisico. Deze angst kan voortvloeien uit een valincident, maar kan ook aanwezig zijn bij ouderen die nog niet eerder gevallen zijn. Valangst kan variëren van een ‘gezonde’ bekommernis om valrisico’s in de omgeving te vermijden (bijv. een bevroren, gladde ondergrond) tot een ‘verlammende’ bezorgdheid waardoor een persoon bepaalde activiteiten die hij eigenlijk nog kan, niet meer uitvoert. De angst om te vallen kan zo groot zijn dat de oudere minder gaat bewegen, met als gevolg dat het valrisico en risico op letsels vergroot. Andere gevolgen van valangst zijn afname van de sociale interactie, depressie en daling van de kwaliteit van leven.

Wat kunt u doen?
• Oefenprogramma’s blijken de valangst te kunnen verminderen. Maar dit effect wordt enkel waargenomen tot vlak na het uitvoeren van het oefenprogramma. Er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs om te besluiten dat oefenprogramma’s op lange termijn de valangst verminderen.

• Van specifieke evenwichtstraining, zoals Tai Chi, is aangetoond dat het, naast het aantal valincidenten, ook de valangst doet dalen.

6. Pijn?
Ouderen met pijnklachten, ondervinden een verhoogd valrisico. Zo worden voet- en chronische pijnklachten sterk geassocieerd met een hoger valrisico. Er zijn aanwijzingen dat ouderen met pijn minder zelfredzaam zijn in het aanpakken van valproblemen, én ook minder vertrouwen hebben in het evenwicht.

Wat kunt u doen?
• Behandeling van de pijn met medicamenteuze en een niet-medicamenteuze behandeling.
• De behandeling van eventuele voetproblemen, met inbegrip van voet- en enkeloefeningen, bij thuiswonende ouderen met voetpijn vermindert het aantal valincidenten. Mogelijke oorzaken van voetpijn zijn eeltknobbels, standsafwijkingen zoals platvoet of holvoet, teenafwijkingen, ingegroeide nagels, blaren, zweren, drukpunten of open wonden…

7. Urine-incontinentie?
Voornamelijk stress-, drang- en nachtelijke incontinentie (nocturie) beïnvloeden het valrisico, o.a. zich haasten naar het toilet met een snelle verandering van lichaamspositie, waardoor het valrisico verhoogt.

Wat kunt u doen?
• Uit onderzoek blijkt dat incontinentie vaak veroorzaakt wordt door onderliggende en beïnvloedbare factoren zoals urineweginfecties, inname van diuretica … Deze factoren dienen te worden aangepakt.

• Voor de behandeling van drangincontinentie kan blaastraining, training van de bekkenbodemspieren, behoud en herstel van blaas- en darmfunctie en het gebruik van een toiletstoel naast het bed worden aangeraden.

8. Laag vitamine D-gehalte 
Vitamine D heeft een invloed op de bot- en spierfunctie. Ouderen met een lage concentratie aan serum 25-hydroxyvitamine D (<20 ng/ml ?of <50 nmol/l) hebben een verhoogd risico op vallen.
Kwetsbare ouderen (bijv. ouderen met algemene functionele achteruitgang, verhoogde afhankelijkheid, sedentair gedrag of ouderen die weinig buiten komen) hebben een hoog risico op vitamine D-tekort.

Wat kunt u doen?
Een onderscheid moet gemaakt worden tussen inname van extra vitamine D bij gezonde ouderen en bij kwetsbare ouderen met een bewezen vitamine D-tekort.

• Bij kwetsbare ouderen en ouderen met een vitamine D-tekort kunnen supplementen het vallen verminderen. Daarom wordt een dagelijkse inname van 800 IE vitamine D bij kwetsbare ouderen en bij ouderen met vitamine D-tekort geadviseerd, bij voorkeur in combinatie met 1500 mg totale calciuminname (voeding + supplementen).

9. Risicogedrag?
Energieke ouderen hebben de neiging zich meer risicovol te gedragen bij activiteiten van het dagelijkse leven (bijv. zich haasten, onvoldoende waakzaam zijn tijdens wandelen of transfers zoals neerzitten, bukken, rechtstaan), met een ?toenemend valrisico tot gevolg.

Wat kunt u doen?
• U kunt samen met uw huisarts, thuisverpleegkundige, familie… bekijken welke gedragingen mogelijk een valrisico inhouden.

• Risicogedrag leunt sterk aan bij de valrisicofactor onveilige omgeving. Beide risicofactoren worden daarom het best samen beoordeeld

In Vlaanderen is er de BOEBS-checklist (Blijf Op Eigen Benen Staan) die werd ontwikkeld door het Vlaams Instituut Gezond Leven. Deze checklist omvat omschrijvingen die het gedrag van de oudere in zijn woonruimten en zijn omgeving benoemen. Deze bevraging zorgt er ook voor dat de oudere zich meer bewust wordt van potentieel gevaarlijke situaties.

10. Hoge leeftijd?
Hoe ouder men wordt, hoe groter het valrisico. Door het verouderingsproces nemen zijn fysieke capaciteiten immers af, en neemt het risico op meerdere aandoeningen (multimorbiditeit) toe

11. Valgeschiedenis
Ouderen die in het verleden al zijn gevallen, lopen een hoger risico om opnieuw te vallen. De valgeschiedenis omvat de frequentie van valincidenten, de context en omstandigheden van de val en de ernst of verwondingen ten gevolge van het valincident.

12. Medicatie
Inname van geneesmiddelen verhoogt het risico op (herhaaldelijk) vallen bij ouderen ten gevolge van directe effecten (o.a. bloeddrukverlaging, slaapmiddelen, antidepressiva…) of neveneffecten (o.a. vermoeidheid, verwardheid, duizeligheid). Met het stijgen van de leeftijd kunnen de werking en klaring van geneesmiddelen bovendien wijzigen, onder meer door nier- of leverfalen, veranderde lichaamsconstitutie of gewijzigd albuminegehalte in het bloed.

Bovendien is het voor een groot deel van de ouderen niet eenvoudig om geneesmiddelen correct in te nemen, zeker niet wanneer ze cognitieve stoornissen hebben.

Wat kunt u doen?
• Bespreek het gebruik van geneesmiddelen altijd met jouw huisarts, ook geneesmiddelen die u zonder voorschrift kan krijgen. Bespreek ook regelmatig of alle geneesmiddelen die u inneemt, nog wel nodig zijn. Zeker wanneer u vier of meer verschillende soorten geneesmiddelen of bepaalde risicovolle medicatie (psychofarmaca) gebruikt.

• Neem uw medicatie in zoals voorgeschreven door jouw huisarts (juiste dosis, juist tijdstip …). Een dag/weekplanner kan daarbij helpen.

• Tracht zoveel mogelijk kalmeer- en slaapmiddelen te vermijden

13. Onveilige omgeving?
Zowel objecten als omstandigheden in de (thuis)omgeving van de oudere kunnen aanleiding geven tot risicosituaties (bijv. onvoldoende verlichting, losliggende tapijten, gladde vloer, drempel, rommel, afwezigheid van trapleuning of handgrepen, huisdieren, mobiele objecten…). Ze verhogen het valrisico, zeker bij ouderen met een valgeschiedenis.

Wat kunt u doen ?
• Bekijk samen met uw huisarts, thuisverpleegkundige of familie hoe u de thuissituatie veiliger kunt maken.
Checklist voor een veilige thuisinrichting
• Zorg ervoor dat er geen losliggende matten en tapijten in uw huis liggen.
• Loop niet op natte vloeren en laat niets rondslingeren.
• Kleef antislip op de traptreden.
• Zorg voor goede verlichting
• Zorg voor stevige handgrepen, bv. aan WC en badkamer.
• Ga niet op een stoel staan om iets uit de kast te nemen,  maar gebruik een veilige trapladder.

14. Onaangepast schoeisel
Het dragen van onaangepast schoeisel (bijv. met gladde zool, teenslipper) zowel thuis als buiten, heeft een invloed op het evenwicht, en verhoogt het risico op uitglijden, struikelen en vallen.

Wat kunt u doen?
• Draag schoenen die uw hele voet omsluiten,  met een stevige, platte zool en een goede sluiting (veters of velcro).
• Vermijd schoenen die onvast zijn of die open zijn aan de achterkant (bijv. pantoffels of teenslippers).
• Vermijd schoenen die een halve maat (of meer) te groot, te klein of te breed of te smal zijn of een te smalle punt hebben.
• Vermijd een te dikke (= 27 mm hiel) en te zachte middenzool. Een te dikke of te zachte middenzool kan leiden tot instabiliteit.
• Vermijd hoge hakken. Uit onderzoek blijkt dat schoenen met een hakhoogte lager dan 2,5 cm en een hoog oppervlaktecontact tussen schoenzool en voetzool het valrisico kunnen verminderen
• Ook het dragen van antislipzolen op een gladde ondergrond, zou het aantal valincidenten reduceren. In alle andere situaties worden antislipzolen afgeraden.
• Draag steunzolen als dat nodig is.
• Loop zo weinig mogelijk op kousenvoeten of op blote voeten
• Bespreek voetproblemen zoals eeltknobbels, teenafwijkingen, ingegroeide nagels, blaren, zweren, wonden, verminderde gevoeligheid, … altijd met uw huisarts

15. Ondergewicht (Lage BMI) 
Een lage Body Mass Index of BMI zou het valrisico kunnen verhogen omdat ?dit gepaard gaat met een afname van de spierkracht en een verhoogd risico op ?osteoporose.

16. Slaapstoornissen
Het slaappatroon wijzigt met het ouder worden. Zo slapen ouderen moeilijker in en neemt de totale slaaptijd af. Een slaapstoornis is vaak het gevolg van een onderliggende aandoening of medische behandeling.
Bovendien kunnen factoren als nocturie, angst of stress, geluid en pijn de slaap verstoren. Een slaapstoornis leidt tot slaperigheid overdag, verminderde aandacht, trager reactievermogen, geheugen- en concentratiestoornissen en verminderd fysiek functioneren, waardoor het risico op vallen toeneemt.

17. Osteoporose
Het is niet zeker of osteoporose op zich het valrisico verhoogt, maar de lagere botdichtheid bij ouderen met osteoporose, verhoogt wel het risico op valfracturen of spontane fracturen, die op hun beurt aanleiding kunnen geven tot een valincident. Bij osteoporose wijzigt mogelijk de lichaamshouding, hetgeen het risico op vallen zou kunnen beïnvloeden. ?

18. Alcohol
Er bestaat onduidelijkheid over de relatie tussen alcohol(misbruik) en vallen bij ouderen. Hoewel het merendeel van de studies een hoger risico op vallen aantonen, vormt alcohol bij ouderen volgens de nieuwe praktijkrichtlijnen geen prominente valrisicofactor.

Wel wordt aangeraden om het alcoholgebruik te beperken omdat het heel wat andere negatieve gevolgen, waaronder concentratie- en geheugenproblemen en depressie. Bovendien zijn ouderen kwetsbaarder voor de schade van alcohol. Tot slot blijkt dat wie zijn of haar alcoholgebruik mindert een verbeterde conditie, slaap en concentratievermogen ervaart. Ook deze elementen spelen een rol in het kader van valproblematiek.

Bron: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=25326

Senioren alarmen gebruikers tips & ervaringen

Meer lezen